De soorten in het genus Liophis zijn ongeveer tussen de 50 en 150 cm groot. Waarvan de staart tussen de 13% en de 31% van hun totale lichaamslengte is. De dieren hebben ronde pupillen, twee paar kinschilden, tussen de 8 en de 28 maxillaire tanden plus 2 vergrote ongegroefde tanden (aglyf), soms gescheiden door een tussenruimte (diastema). Ze hebben een Duvernoy's klier.
De dieren leven met voorkeur in moerassen, vochtige regenbossen, maar ook in savannebossen (als er maar genoeg water te vinden is). Hun voedsel bestaat uit kikkers, padden, vissen, kleine zoogdieren, kleine vogels en insecten.
De Liophis genus komt voor in het noorden van Zuid-Amerika en in Midden-Amerika.
De familie Liophis bestaat momenteel, volgens James Dixon, uit 37 soorten, inclusief ondersoorten:
Liophis almadensis Liophis andinus Liophis anomalus Liophis atriventer Liophis breviceps breviceps Liophis breviceps canaimus Liophis breviceps longiventris Liophis ceii Liophis cobellus cobellus Liophis cobellus dyticus Liophis cobellus taeniogaster Liophis cobellus trebbaui Liophis cursor Liophis dilepis Liophis elegantissimus Liophis epinephelus epinephelus Liophis epinephelus pseudocobellus Liophis epinephelus juvenalis Liophis epinephelus bimaculatus Liophis epinephelus albiventris Liophis epinephelus opisthotaenius Liophis epinephelus lamonae Liophis epinephelus fraseri Liophis epinephelus korgiorum Liophis festae Liophis flavifrenatus Liophis frenatus Liophis guentheri Liophis jaegeri jaegeri Liophis jaegeri coralliventris Liophis janaleeae Liophis juliae Liophis lineatus Liophis maryellenae Liophis melanotus melanotus |
Liophis melanotus lamarii Liophis melanotus nesus Liophis meridionalis Liophis miliaris miliaris Liophis miliaris merremi Liophis miliaris semiaureus Liophis miliaris chrysostomus Liophis miliaris orinus Liophis miliaris amazonicus Liophis miliaris mossoroensis Liophis oligolepis Liophis ornatus Liophis paucidens Liophis perfuscus Liophis poecilogyrus poecilogyrus Liophis poecilogyrus sublineatus Liophis poecilogvyrus caeseus Liophis poecilogyrus schotti Liophis problematicus Liophis reginae reginae Liophis reginae semilineatus Liophis reginae macrosomus Liophis reginae zweifeli Liophis sagittifer sagittifer Liophis sagitiffer modestus Liophis taeniurus Liophis triscalis Liophis typhlus typhlus Liophis typhlus brachyurus Liophis typhlus elaeoides Liophis vanzolinii Liophis viridis viridis Liophis viridis prasinus Liophis williamsi |
Mijn eigen dieren:
Sinds enige tijd bezit ik een drietal Liophis soorten; Liophis jaegeri, Liophis meridionalis en Liophis poecilogyrus.
Liophis jaegeri jaegeri:
Van dit soort heb ik 2 koppels, van welke 1 koppel al voor nakweek gezorgd heeft. Deze waterminnende soort houd ik gescheiden, dus alle dieren zitten apart. Het is mij ook opgevallen dat wanneer de mannen bij de vrouwen zitten, de mannen niet willen eten omdat zij dan in de paringsstemming zitten, met alle consequenties van dien. Het zijn zeer rustige, nieuwsgierige dieren, maar wanneer ze schrikken heftig kunnen reageren en zo snel mogelijk proberen te vluchten. Hun tekening is van donker groen tot soms fel groen, met een bruine rugstreep over hun hele lengte. De buik is bijna geheel rood.
Zoals ik al schreef heeft 1 koppel voor nakweek gezorgd. Er werden 6 eieren gelegd, deze heb ik uitgebroed in een krekelbakje, gevuld met sphagnum. De broedmachine was een au-bain-marie versie. Bij een luchttemperatuur van ongeveer 29 graden kwamen de eerste 4 eieren na 50 dagen uit, een 5de ei kwam een dag later uit. In het 6e, tevens laatste ei zat een dood volgroeid dier. Na 6-7 dagen vervelden ze de eerste keer. De jongen dieren zijn ongeveer 8-10 cm groot, klein en kwetsbaar. Ze liggen graag in een flessendop met water.
Als eerste voedsel heb ik kleine guppy's geprobeerd en later ook zeer fijn gesneden spiering.
Daarna kon ik kikkerdril krijgen welke ik liet uitkomen en de kikkervisjes opvoerde. Men moet ontzettend oppassen met vocht tekort. Zeker omdat in Paraguay, waar dit soort voorkomt, juist het tegenovergestelde seizoen ingaat wanneer de jongen geboren worden. Wat wil zeggen; in de loop van het jaar waarbij de temperatuur juist bij hen omlaag gaat als het bij ons omhoog gaat.
Liophis meridionalis:
Hier heb ik maar 1 koppel van, dit zijn toch licht onrustige dieren, welke wel zeer mooi getekend zijn. Naar mijn waarneming, liggen deze dieren vele malen minder dan Liophis poecilogyrus en jaegeri in het water.
Over de rug loopt een bruine streep, aan beide kanten hebben zij één zwarte streep die ook over de gehele lengte van het lichaam loopt. Tussen deze drie strepen kleuren de schubben lichtbruin, roséachtig. Op enkele centimeters vanaf de kop verkleurd dit naar sterk getekend geel, dit zelfde geld voor de staart ook daar is de kleur van de schubben tussen de strepen geel.
Ook hier heb ik 1 legsel van gekregen, 4 prachtig witte eieren. Deze eieren heb ik op dezelfde wijze als Liophis j. jaegeri uitgebroed. Na 53 dagen kwamen alle eieren in 1 keer uit.
Ook deze jonge dieren waren eenvoudig op te kweken met fijn gesneden spiering.
Liophis poecilogyrus:
In eerste instantie ben ik bij dit soort op zoek gegaan naar de juiste ondersoort, bij navraag bij James Dixon schijnt het mogelijk om een natuurlijke kruising tussen de ondersoorten: caesius en sublineatus.
Ik heb een kweekgroep van een 3-tal vrouwen en 1 man.Van de drie soorten liophissen die ik heb, is dit het rustigste soort, welke uitstekend eet. Een soort dat veel in de waterbak actief is, op zoek naar voedsel. Deze soort heeft een witte buik en kin. Aan beide kanten, over het gehele lichaam, een gele streep. De kop en rug zijn zwart met een patroonloze wirwar van donkere vlekken, die niet altijd duidelijk zichtbaar zijn bij sommige dieren.
En ook weer van dit soort heb ik een tweetal legsel gekregen, waarvan helaas 1 legsel het maar gehaald heeft. Het tweede legsel is helaas gestorven aan het mogelijk niet goed functioneren van de broedstoof. Het eerste legsel, wat uit 5 eieren bestond kwamen na 47 dagen uit bij deze temperatuur als de overige Liophis soorten en uiteraard op dezelfde broedwijze. De jongen zijn een stuk actiever, sneller (verhoudingsgewijs) dan de ouder dieren. Dieren zijn eenvoudig aan het voer te wennen. De groei is alleen traag. Zelf houdt ik alle jongen dieren gescheiden, om er zeker van te zijn dat er een goede voedselopname is.
Tot slot:
In Nederland worden deze soorten nog niet echt veel gehouden en dat terwijl het een familie die eenvoudig te houden is en niet groot wordt. Lekker actief, zien er mooi uit en stinken niet zo als Thamnophissen.
Mocht je vragen hebben na aanleiding over dit stukje eigen ervaring of vragen tot betrekking tot deze soorten, schroom je dan niet om deze te stellen via de email.
Update:
Helaas is het vrouwtje Liophis meridionalis enige maanden na het eierenleggen dood gegaan. Zeer kort geleden is ook het mannetje dood gegaan. Dier was niet te wennen aan diepvries vis, guppy's werden ook geweigerd.
Liophis poecilogyrus bleek ook moeilijker dan verwacht, hier heb ik 1.2 van verloren. Mogelijk komt dit door het grote klimaatverschil tov waar zij vandaan komen.